Samenvatting van de inhoud De democratiseringsgolf in de zestiger jaren van de
vorige eeuw had in de geestelijke gezondheidszorg onder andere tot gevolg, dat
er in de voorwaardenscheppende sfeer steeds meer waardevolle activiteiten
werden bedacht, waardoor er voor het verlenen van hulp steeds minder tijd
overbleef. Uiteindelijk had dit in de ambulante sector tot gevolg, dat
gemiddeld maar 20% van de tijd, die een werkgever bruto gecontracteerd had,
direct aan hulpverlening werd besteed. Vanaf 1974 heeft dit onderwerp deel
uitgemaakt van mijn onderzoek en in 1981 heb ik er voor het eerst over
gepubliceerd. Op zo’n kwantitatieve benadering rustte toen nog een taboe: de
intentie van de hulpverlener was het enige dat telde. Omdat praktijk-evaluatie gericht is op het
verbeteren van de praktijk, worden daarbij in beginsel alleen die aspecten van
de praktijk in ogenschouw genomen, die voor verbetering in aanmerking komen.
Het vaststellen van de verhouding tussen de tijd, die aan hulpverlening werd
besteed, en de tijd die aan de verschillende voorwaardenscheppende activiteiten
werd besteed, is daarom altijd hand in hand gegaan met pogingen de
voorwaardenscheppende activiteiten terug te dringen ten gunste van de directe
hulpverleningsactiviteiten. Daarvoor werd een uiterst eenvoudig systeem
ontwikkeld, ook wel een instrument genoemd, dat gelijktijdig door zowel de
directie als het afdelingshoofd, de teamleider en de individuele hulpverlener
werd gehanteerd. Een aantal instellingen in Utrecht, Gouda en Rotterdam heeft
met behulp van dit instrument de productiviteit stap voor stap opgevoerd tot
het beoogde niveau, dat vooraf was vastgesteld. In 1988 heeft dit tenslotte
geleid tot de publicatie in boekvorm van zowel het instrument als de daarmee bereikte
resultaten. Daarin wordt het begrip ‘arbeidsproductiviteit’ gedefinieerd als de
mate waarin de (bruto) beschikbare tijd wordt omgezet in (netto)
hulpverleningstijd. Aan deze productiviteitsmeting zat een kostprijsberekening
gekoppeld. Tegelijk werd ook gekeken naar de kwaliteit van het geleverde
product. (Voor meer informatie: zie
Samenhang Publicaties GGz) Recensies ‘In zijn inleiding geeft Beenackers helder aan wat
men van hem mag verwachten: “kwantiteit en kwaliteit gaan per definitie samen; zoals we alleen dan van
een goede aardappeloogst spreken, als er veel goede
aardappelen geoogst worden, zo kunnen we ook alleen dan van goede hulpverlening
spreken, als er veel cliënten goed geholpen worden.” Sedert een lange reeks van jaren publiceert
Beenackers met enige regelmaat over de productiviteit in de ambulante
geestelijke gezondheidszorg. Naar mijn mening heeft hij in zijn meest recente
publicatie de problematiek met betrekking tot het meten van de productie binnen
de Riagg’s op een uitstekende manier op een rij gezet. Ook als een aantal
veronderstellingen rond gewenste productienormen en de noodzaak van
productieverhoging te impliciet blijft, dwingt deze publicatie de lezer tot
bezinning over de behandelde materie.’ Hans de Bont in het Maandblad Geestelijke volksgezondheid (MGv). ‘Met Beenackers ben ik het eens dat door de cijfers
sterk de indruk wordt gewekt dat de feitelijke cliëntgerichte activiteiten
zouden kunnen worden opgevoerd. Het getuigt niet van grote doelmatigheid dat
per instelling gemiddeld 25% aan management en administratie wordt besteed.’
W.J.F.J. Nuyens in het Maandblad
Geestelijke volksgezondheid (MGv). ‘Het voordeel van het systeem van Beenackers zit
hem in de eenvoud. Interpretatieverschillen doen zich niet voor en hebben dus
geen invloed op de gemeten productie. Het is daardoor een zeer praktisch
systeem. De hulpverlener weet constant waar hij aan toe is.’ R. Swens in Inzet, opinieblad van de ziekenfondsen. ‘In dit boek ontwerpt de auteur een productiemeting
aan de hand van face-to-face tijd. Als voordelen van deze meetmethode noemt
Beenackers de eenvoud, de fijnschaligheid en de inzichtelijkheid. Zijn systeem
heeft inderdaad de charme van de eenvoud, zelfs zonder ß-opleiding valt het te
volgen.’ Dick Arendshorst in de GGZ-Gazet.
‘Je zou toch zeggen dat, zoals een timmerman een
deugdelijke tafel moet afleveren, een therapeut pas van arbeidsproductiviteit
kan spreken als zijn cliënt vooruit is gegaan.’ J. Passchier in het Maandblad Geestelijke volksgezondheid (MGv).
‘Zoals je een metselaar zowel per uur kunt betalen als per muur, zo kun je
arbeidsproductiviteit zowel definiëren in termen van hulpverleningstijd als in
termen van hulpverleningsuitkomst.’ Antwoord aan J. Passchier, discussie in het
Maandblad Geestelijke volksgezondheid
(MGv). |